Behandeling van HCV - Huidige methoden en geneesmiddelen
Hepatitis C (HCV) is een besmettelijke leverziekte die wereldwijd miljoenen mensen treft. Veel patiënten met HCV hebben geen symptomen totdat er ernstige leverschade is opgetreden, waardoor vroegtijdige opsporing en behandeling cruciaal zijn. Hier volgt een overzicht van de huidige methoden en medicijnen voor de behandeling van HCV.
Behandelingsdoelen
Behandeling van HCV is gericht op genezing van de infectie, wat betekent dat het virus na de behandeling niet meer aantoonbaar is in het lichaam. Dit staat bekend als een 'aanhoudende virologische respons' (SVR). Genezing van HCV-infectie voorkomt verdere schade aan de lever en kan zelfs een deel van de eerdere schade ongedaan maken.
Antivirale therapie
In het verleden was de standaardbehandeling voor HCV een combinatie van interferon en ribavirine. Deze therapie werd echter geassocieerd met ernstige bijwerkingen en lage SVR-percentages, vooral bij patiënten met bepaalde HCV-genotypes.
Momenteel is de behandeling van HCV gebaseerd op interferonvrije antivirale therapie, waarbij gebruik wordt gemaakt van direct werkende antivirale middelen (DAA). Deze medicijnen richten zich rechtstreeks op de eiwitten van het virus, waardoor het vermogen van het virus om zich te vermenigvuldigen wordt geblokkeerd.
De belangrijkste klassen van DAA's zijn:
1. NS3/4A proteaseremmers: Deze geneesmiddelen, zoals simeprevir en paritaprevir, blokkeren de werking van NS3/4A protease, een enzym dat essentieel is voor de replicatie van HCV.
2. NS5B polymeraseremmers: Deze geneesmiddelen, zoals sofosbuvir, blokkeren de werking van het virale RNA polymerase NS5B, een ander enzym dat essentieel is voor de replicatie van HCV.
3. NS5A-remmers: Deze geneesmiddelen, zoals daclatasvir, ledipasvir en velpatasvir, blokkeren de werking van het NS5A-eiwit, dat essentieel is voor de virale replicatie en de assemblage van nieuwe virusdeeltjes.
4. Remmers van NS3/4A-protease en NS5B-polymerase: Glecaprevir en pibrentasvir zijn twee geneesmiddelen die zowel NS3/4A-protease als NS5B-polymerase remmen.
Deze DAA's worden vaak gebruikt in combinaties die afhankelijk zijn van het HCV-genotype, de mate van leverschade en eerdere antivirale behandeling.
Behandeling monitoren
Tijdens de behandeling met HCV worden patiënten gecontroleerd op respons en bijwerkingen. Therapeutische respons wordt bepaald door HCV RNA-tests, die de hoeveelheid virus in het bloed meten.
Conclusies
De behandeling van HCV heeft de afgelopen decennia drastische veranderingen ondergaan, met de introductie van interferonvrije DAA-therapie, die hoge SVR-percentages met minimale bijwerkingen biedt. Er blijven echter uitdagingen bestaan, zoals de beschikbaarheid en kosten van deze nieuwe medicijnen, vooral in lage- en middeninkomenslanden. Daarnaast is er nog steeds behoefte aan onderzoek naar nieuwe therapieën voor patiënten die niet reageren op de huidige behandelingen.
Voeg commentaar toe